Thursday, June 24, 2010

De studiehuis gedachte herzien

Dat ik een groot voorstander was van het studiehuis, steek ik niet onder stoelen of banken.
Dat onderwijs Nederland er nog niet rijp voor was is een feit.
Maar dat onderwijsvernieuwing ten allen tijde moet plaats vinden is gewoon een gegeven.
We kunnen dan wel de kop in het zand steken, maar de tijd haalt je altijd in.
Wil je nog op vooroorlogse manier existeren door frontaal met je hoofd door de muur, alle technische hulpmiddelen vermijdend je ideeën blijven doordrukken, dan zou je ook moeten besluiten je te ontzien van alle hardware die ons in deze tijd wegwijs maakt in de wereld, ik noem hier media en gewoon alleen maar communiceren via het geschreven woord.
Ik schrijf hier duidelijk, de leraar die zich niet oriënteert en weigert digitale media te gebruiken, mist de aansluiting op de grote community van kennisverwerving.
Dat klinkt misschien gechargeerd, maar bedenk je wel dat wat nu utopie is morgen al werkelijkheid kan zijn.
Zelf had ik nooit durven denken, dat ik alle visuele bronnen in één klik voorhanden had. Ik herinner mij nog het bedompte lokaal waar we door middel van zwart-wit dia’s liefde voor de kunsten werden bijgebracht.
Tijdens mijn Italiaanse reizen, werd ik me later pas van bewust, hoe mijn toenmalige docenten me op weg hebben geholpen om die schatkamer te mogen exploreren. Internationalisering was dan ook met Italië een hoogtepunt in mijn schoolloopbaan.
Ook de ontdekking van internet, inmiddels een tiental jaren terug, maakte me verslaafd aan het altijd voorhanden hebben van nagenoeg bijna alle kennisbronnen, was het maar in de reisvoorbereiding, de wereld van kunst, cultuur en entertainment, maar vooral ook communicatie.
Of ik ook bij een community zat, werd ons gevraagd tijdens een inspirerende gebruikersdag van N@Tschool. Ja, ik beheer een kunstforum bij Collegenet, volg de ontwikkelingen van mijn vakgebied bij Kennisnet, heb een paar niet veel gebruikte accounts bij Hyves en Linked, mijn kunst kun je zien op Absolute arts, kortom net als mijn contacten in de werkelijke wereld, ben ik virtueel ook bereikbaar.
Dit is geen toekomstbeeld meer maar gewoon de alledaagse realiteit.

Dat we daarin als onderwijs midden in staan, geeft te denken.
Bestaat er zoiets als hoe om te gaan met mediakunde, ik vermijd de term informatica, want deze betreft meer het technische aspect.
Ik heb het hierover, hoe om te gaan met mediale voorzieningen.
Ben je zelf iemand die via de media zijn kennis genereert.
Weet je wel op welke wijze je leerlingen wegwijs moet maken in de overkill aan informatie.
Wat moet je met internetgemeenschappen, zie je die alleen maar als onpersoonlijke chatboxen?
Het zijn maar enkele cruciale vragen, die verschillende antwoorden gaan opleveren.

In het licht van een levenlang leren kom je als 21e eeuwer nu wel prima aan je trekken.
Zelf als kennisjunk heb ik enkele netwerkjes binnen handbereik, ik zal hiervan enkele voorbeelden geven.
Natuurlijk is daar de school waar ik mijn lessen met ondersteuning van de elo mogelijk maak. Steeds weer opnieuw zoekend naar passende oplossingen, vaak in overleg met leerlingen, zij zijn immers de eerste lijn gebruikers.
Het is een open relatie, dat wil zeggen, we kunnen elkaar niet voor de gek houden, we communiceren op gelijke basis, alles wordt gelabeld met tijd en plaats.
De tweede laag is mijn functioneren als coördinator voor CKV, het onderhouden van contacten met cultuurorganisaties en dat zijn er nogal wat, waar ik van afhankelijk ben om op hoge kwaliteit te programmeren.
Ook worden hier vaak nieuwe initiatieven ontwikkeld, die via korte digitale lijntjes tot stand komen.
Mail me maar, is dan ook de meest gehoorde term binnen deze kringen. Je hebt dan bewijs van contact, je kunt het terugzien en de tijdspanne is kort en adequaat.
Persoonlijke verdieping van het vak, beleef ik als zeer plezierig, ik ben nu eenmaal een omnivoor op het gebied van alles wat er gebeurt in de wereld en dat vind uiteindelijk ook zijn neerslag in de kunst en cultuurbeleving en overdracht daarvan.
We leven nu eenmaal in een eclectische tijd, alles is mogelijk en loopt door elkaar in de wereld van kunsten.

Of je dan nog tijd hebt voor andere zaken? Ja, hoor, alleen kijk je minder tv op deze wijze, maar ben je zelf liever interactief bezig.

Dat laatste wordt of is misschien al het sleutelwoord en de kerngedachte van het hedendaagse leren: interactiviteit.
Je haalt kennis op, je deelt deze en wisselt uit.
Had je voordien een platform nodig door bijvoorbeeld voor een blad te schrijven, nu post je jouw ontwikkelingen via een blog of community, website of forum op internet.
Nog nooit in de geschiedenis is er zoveel kennis direct beschikbaar geweest als juist nu.

Gericht omgaan met kennisbronnen, het eigen maken van leerstof en het uitwisselen en samenwerken, dat zijn taken die je nu gemakkelijker kunt maken via een afgebakende omgeving.
Een virtuele schoolsituatie, die zo gebouwd is, dat de leerling en docent op prettige wijze met elkaar kunnen communiceren en kennis delen.
Dat gegeven ligt aan de basis van een elektronische leeromgeving.
Heb je eenmaal deze gereedschapskist, dan moet je er nog mee leren werken ook.
Dat je hierbij vooral intuïtief te wek moet gaan is gezien de ontwikkeling in de gebruiksvriendelijkheid van digitale media een van de vereisten.
Je zet dan ook niet in een keer een leerroute op, nee dat kost je jaren van ontwikkeling en volharding.
Luisteren naar je publiek, over inhoud en praktische mogelijkheden communiceren is dan ook een van de belangrijkste punten waar je rekening me moet houden.
Inmiddels kun je spreken van een digitale didactiek, aansluiten op de conventionele manier van lesgeven heb je hier te maken met een compleet nieuwe manier van handelen.
De interactieve mogelijkheden zijn een uitbreiding op het scala van leermiddelen.
Hierbij spelen interne en externe bronnen een grote rol, waarbij de bronnen van buitenaf steeds meer geavanceerder worden en daarmee ook prikkelender om te leren.
Veel van wat we leren gebeurt immers spelenderwijs en daardoor raakt de leerling ook meer gemotiveerd.

Nu we een zo’n rijke leeromgeving voorhanden hebben, is het ook tijd om hier als zodanig mee om te gaan.
Zijn de randvoorwaarden eenmaal goed, dan kan het spel beginnen.
Daar moet je zelf ook lol in hebben, er voor open staan en vooral nieuwsgierig zijn.
Je mag van onderwijsgevenden toch verwachten dat ze deze attitudes bezitten?

Kon het studiehuis nog niet bogen op deze geweldige technische vooruitgang, nu is de tijd rijp om hier serieus mee aan de slag te gaan.
Ik heb een paar tips voorhanden:
• Vorm met je vakgroep een community waarin zowel docenten als leerlingen deelnemen.
• Plaats je leermateriaal in de gezamenlijke leeromgeving, deze biedt op zichzelf al een schat aan leerondersteunende mogelijkheden
• Zorg als school dat je digitale leermiddelen heel belangrijk vindt, zeker nu bezuinigingen de kop op steken en digitale content betaalbaarder tot zelfs kosteloos is.
• Laat je goed adviseren door mensen met ervaring en ga niet af op populistische uitspraken van wie dan ook dat internet of niet werkt, de techniek niet deugt, want je kunt er gewoon niet omheen.

Ik ben hier allesbehalve volledig.
Wel pretendeer ik iets van kennis te hebben opgedaan door mijn werk met onderwijsorganisaties en de eindgebruikers: de leerling.

Leren is een avontuur, vervang de r voor een v en internet speelt daarin een steeds belangrijkere rol.

Monday, November 09, 2009

Met dank aan Alexander, Alexandra, twee keer Olga en Rob

Onder het licht van de schijnwerpers midden in de grote zaal van TODO stonden ze dan. Drie jonge musici uit Sint Petersburg, Rusland. Daaromheen zo’n vijftigtal stoelen, bezet door havo 4 leerlingen van het Heerbeeck College in het kader van CKV.
Spannend omdat de meeste van onze leerlingen nog nooit naar een live optreden van klassieke muziek hadden geluisterd. Sommige zaten wat ongemakkelijk op hun stoel te draaien, stil zijn, was hun geboden. Maar toen na uitleg van Olga van der Penne de eerste klanken de ruimte vulden, zag ik bij velen een blik van verbazing op hun gezicht verschijnen.
Met veel verve werden stukken van Saint Saens, Haydn en Mendelsohn ten gehore gebracht. Het robuuste pianospel ondersteunde de violiste en klarinetist.
Onbegrijpelijk haast, om dit niveau van zulke jongen mensen, 17 en 18 jaar te horen.
Kijk en luister zelf maar....

">

Tuesday, July 07, 2009

Ykwinno Hensen



Eigenlijk is deze blog een ode aan "hoe inspirerend onderwijs kan zijn", zeker wanneer er sprake is van een wisselwerking.

Volgende tekst mage hier van getuige zijn:

"Maar wat me toch het meest van allemaal heeft aangesproken, is de opdracht over IKEA. De manier waarop je er langzaam achterkomt dat je schaamteloos voor de gek wordt gehouden, vond ik zeer indrukwekkend. In het begin ben je eerder verbaasd, verwonderd, en ik persoonlijk dacht: ‘goh, ik wist niet dat er een dichter was die ook IKEA heet.’ Als je dan verder leest wordt de extreemheid ervan op zo’n soepele wijze opgevoerd, dat het grootste gedeelte van mijn klasgenoten totaal niet doorhad dat ze voor de gek werden gehouden. Heerlijk vind ik dat, als het absurdisme er niet direct met een dikke laag bovenop wordt gesmeerd, maar langzaam duidelijker wordt. Nu ik dit zo opschrijf, vraag ik me af of dit misschien ook nog een diepere laag is van het stuk… dat je door de huidige maatschappij ook enorm voor de gek wordt gehouden, in reclames en met aanbiedingen en dergelijke? Want ik worstel nog wel een beetje met de vraag, of ik alle lagen er wel van begrepen heb. Wat ik in elk geval heb begrepen is dat ze de mooie reclamepraatjes ermee belachelijk maken. Want in zijn nieuwste dichtbundel ‘catalogus’ worden de gedichten ondersteund met rustgevende plaatjes van het meubilair waar het op van toepassing is, terwijl het in de werkelijkheid dus juist net andersom is. Daar worden de plaatjes ondersteund met korte zinnetjes, die de meubels iets exclusiefs moeten geven en tot iets bijzonders moeten maken, wat ze in principe helemaal niet zijn. Daarnaast wordt het hele Ikea-concept aangepakt. De namen die aan elk product worden gegeven komen bijvoorbeeld onder vuur te liggen en door op subtiele wijze de lezer het gevoel te geven dat die dichter niet helemaal lekker is, om alles een nieuwe naam te geven (in wat voor wereld leeft die man wel niet?) weet ze de zelfreflecterende personen in te laten zien dat Ikea daar ook niet normaal mee is. Opnieuw is dat een trucje, om het meubilair iets exclusiefs mee te geven (en voor Ingvar Kamprad, de eigenlijke oprichter van Ikea, was het ook een manier om de productcodes in het magazijn te omzeilen). In alle dingen waarin Ingvar Kamprad in het stuk overdreef, wordt ook door Ikea in het echt overdreven. Door van Ikea een dichterspseudoniem te maken in plaats van een winkelketen, weet de schrijver ons pas echt duidelijk te maken dat de meubels bij Ikea helemaal niet zo exclusief zijn (dus door juist te suggereren dat het hele mooie gedichten betreft). Sterker nog, iedereen heeft ze. Maar dit laatste is iets wat niemand werkelijk door heeft, tot men met de neus op de feiten wordt gedrukt. Pas doordat je nu wordt gedwongen om te kijken naar zo’n concern en door na te denken wat er met het werk bedoeld kan zijn, zie je het absurde van de werkelijkheid in. Je ziet plotseling, dat grote fabrikanten een enorme invloed op je kunnen uitoefenen en dat sommige dat ook daadwerkelijk doen. Als plotseling alle Ikea’s (en soortgelijke winkels) over de hele wereld belachelijk meubilair gaan produceren, staat het binnen de kortste keren bij iedereen thuis. We kiezen niet écht wat we willen, we kiezen wat we op zich wel willen uit de serie spullen die ons aangeboden wordt. We bouwen niet ons eigen leven op, we nemen simpelweg het voorgekauwde leven en geven daar een licht, persoonlijk tintje aan.
Had de schrijver dit laatste simpelweg in een betoog of iets dergelijks geschreven, dan had ik het nooit zo sterk ingezien als dat ik dat nou inzie. Maar doordat ik geforceerd werd erover na te denken (en doordat de auteur een beetje vertrouwen had dat zijn lezer er de intelligentie voor heeft), kwam ik hier zelf achter en werd de overtuigingskracht vertienvoudigd.Ik denk dat hierin de kracht van absurdisme schuilt. Absurdisme is in staat om je wakker te schudden, om je uit de roes van het alledaagse leven te halen en je met een kritische blik naar het leven te laten kijken. Door de werkelijkheid absurd te maken, laat men juist het absurde van de werkelijkheid zien en hoe werkelijk hun absurditeit dus wel niet is. Dit jaar heb ik dit geleerd bij CKV, omdat ik dit gegeven niet simpelweg kon accepteren als iemand het me zei maar het echt moest beleven om het ten volste te begrijpen. Dat doe ik nu, en voor altijd zijn mijn ogen geopend voor deze stroming. Ik denk dat CKV daarom zeker haar doel heeft bereikt bij mij (of wat ik denk dat haar doel is): een blijvende interesse opwekken voor allerlei vormen van kunstuitingen. Ik besef me nu dat ik pas aan het begin van mijn leven sta, dat ik in de toekomst nog veel ga leren maar dat ik hier altijd wijzer van zal worden (trouwens: wat gooi ik er nu een hoop clichés doorheen! Maar goed, ze zullen wel kloppen dan). Ik ga nog veel kunst ervaren, maar zou dat niet ten volle kunnen doen zonder de basisvorming die CKV me heeft gegeven. Ik had niet verwacht dat ik dit ging zeggen toen ik net aan het vak begon, maar CKV heeft me echt iets geleerd. Ik dank u."

De schrijver van dit stuk is de taalwinnaar van Kunstbende 2009 en wat dat is kun je lezen via de volgende link: http://www.kunstbende.nl/index.php?nodeID=377


Juist ja, een leerling van het Heerbeeck College....

Monday, November 26, 2007

Paarlen voor de zwijnen


Ooit heb ik eens een column met dezelfde titel geschreven voor een jongeren cultuurwebsite. Ik geef onmiddellijk toe, je zet meteen de toon als je een dergelijke titel binnen genoemd kader aankondigt.
Het is ook de toon die de muziek zet en ik maak me dan ook soms zorgen over de beleving van sommige pupillen bij het bezoeken van concerten, toneelvoorstellingen en dergelijke, zeker als het gaat om motivatie. Veel tijd en aandacht wordt er door ons kunstdocenten besteed aan de voorbereiding bij het bezoek aan culturele evenementen. Dit gebeurt op velerlei manieren, vooral aangepast aan deze tijd waarin de verschillende media voorhanden zijn, kosten nog moeite worden hierbij gespaard.
Bijvoorbeeld, ga je naar een toneelstuk, dan wordt er informatie over de schrijver en de regisseur bijgezocht. Vaak is er ook een film die kan weergeven wat voor sfeer je kunt verwachten en men wordt gewezen op de boeken die er van betreffende schrijver zijn verschenen.
In een interactieve les worden teksten vergeleken met uitvoering op het witte doek, eigenlijk weet je na een paar uur zoveel dat je er bij wijze van spreken examen in kunt doen.
Kortom aan het voorbereidende werk zal het niet liggen, temeer dat de leerling zelf ook nog wat voorwerk moet verrichten in de vorm van recensies lezen, deze becommentariseren en ter controle moet insturen in de daarvoor bestemde map in de elektronische leeromgeving.
Tjonge, jonge, het lijkt wel een serieus vak dat CKV1 én dan moet je ook nog naar een voorstelling toe.
Niks te maren, als je ook nog op tijd aanwezig moet zijn plus zwijgen tijdens de voorstelling én twee uur lang je plas ophouden.

Alsof de duivel er mee speelt blijkt dit voor een enkele, redelijk begaafde leerling, tijdens een toneelvoorstelling een beetje van het goede te zijn.
Onverrichte zaken, hijst zij zich dan ook halverwege het spektakel uit de zetel, tja je moet maar durven, om zich vervolgens op de bekende plek te ontlasten.
Bleef het daar maar bij, maar wanneer een van de acteurs ogenschijnlijk komisch overkomt voor deze jongedame en haar vriendin, terwijl de ganse zaal zwijgt, zijn de giechelbuien aan de beurt. Je wilt het toch niet weten, een dergelijk gedrag in de schouwburg, het doet me denken aan een stel puberende brugwuppen, daar kan ik me dit enigszins van voorstellen.
Ja, en dan de aftocht, luid roepend in de vestibule van de schouwburg, te kennen geven dat het een waardeloze vertoning was en wie daar nou wel serieus voor betaalt.
Oef, je bent jong en je wilt wat, of moet ik zeggen je bent jong en eigenlijk wil je gewoon wat anders.
Iets gemakkelijks, waarmee je kunt lachen, niks bijzonders, waarbij je niet verder hoeft te denken.
Ik noem dat mainstream consuming, het M-syndroom(zie foto), geen generatie X of Y, maar gewoon hap-snap-doorslikken-en-weg.
En die “paarlen”, hopelijk zijn die voor later, al heb ik daar dan weinig vendutie in.


*Bijgaande foto is genomen in Bali, tijdens een van onze fietsreizen. Je kon er in ieder geval heerlijk ijs eten zonder een delli-belly op te lopen.

Thursday, November 22, 2007

Games in het onderwijs




Een ding is zeker, als je van huis uit een slechte verliezer bent, dan zijn spelletjes voor jou taboe. Enige nuance daarbij aangetekend, zelf hou ik niet van die echte behendigheidsspelletjes, zoals Tetris, dan word ik behoorlijk zenuwachtig wanneer het kader zich helemaal gaat vullen met vallende stenen, maar mag ik graag in familieverband Triviant spelen. Dit tot grote ergernis van mijn tafelgenoten, want dit spelen we nog “live”, die niet kunnen uitstaan minder te weten over kunstzinnige en culturele zaken.
Het is maar waar je goed in bent, of kun deze vaardigheden trainen.
Dat laatste is al bewezen door die Japanse Ninetendo professor, die ons brein weet aan te scherpen op een overigens wel kostbare spelconsole, een soort zakcomputertje van om en nabij 150 €.
Een beetje jaloers kijk ik naar onze kids, die op afstand met elkaar oorlog voeren, strategieën bedenken en zelfs overwinningen boeken die naam krijgen.
Onbewust komt bij mij de vergelijking boven van een vader, die op zeer jeugdige leeftijd een echt oorlogsspel moest spelen en jawel uiteindelijk ben ik daar een product van.
Spellen heten tegenwoordig games, want niets is zo verengelst als het internetjargon, ik heb daar geen moeite mee, alleen de fransen zijn hierin chauvinistisch gebleven, zij noemen hun computer steevast ordinateur.
Helaas een achterhaalde term, want zo’n beestje is meer dan rekenmachine, al zullen de puristen onder ons weten te vertellen dat alles uiteindelijk toch omgerekend moet worden, al die bits en die bites tot beeld en geluid.
Ik kan me nog goed herinneren dat het eerste videospelletje niets meer was dan een lijn in het midden, dan twee punten aan beide zijden, die je kon manipuleren om een stip heen en weer te bewegen. Iedereen weet dat tennissen meer inhoud, je kunt dit spel trouwens in een geavanceerde versie weer verkrijgen, waarbij geluid en echte slagbewegingen te pas komen.
Sprak ik laats nog in de les over mediawijsheid, hier heb ik het over de virtuele wereld waarin onze jongere generatie vaak hun toevlucht zoeken.
Het is er, ontegenzeggelijk. Je kunt dit niet meer wegdenken, draai het liever om en maak er gebruik van.
Na een inspirerende sessie over “levenlang leren”, zonder “s” ertussen, heb ik dan ook tijdens het I & I congres in Lunteren, een workshop “gamemaking” gevolgd. Tot mijn grote verassing vond ik het niet alleen leuk, maar ook erg zinvol voor ons onderwijs. Ook heb ik geleerd niet meer zelf iets uit te vinden, immers er zijn volop tools te downloaden van internet, die onze leerlingen direct kunnen toepassen.
Maar het allerbelangrijkste was, men had een didactiek ontworpen, nauw verwant aan het maken van een film, die vooraf ging aan de eigenlijke productie van een game.
Dat was de eyeopener, een workshop gegeven door specialisten, mensen die gewoon met elkaar een compleet onderwijsprogramma hadden uitgedacht.
Deze universitair geschoolde, waarvan een op het onderwerp gepromoveerde initiators wisten een twintigtal docenten en ict-mensen een paar uur te boeien met deze materie.
Ik zou zeggen voor herhaling vatbaar, hier op het HBC, voor eenieder die zijn onderwijs serieus niet alleen wil opleuken, maar daadwerkelijk wil ondersteunen met nieuwe digitale diktactische middelen.
Zien is geloven, beleven is weten, ik ben in ieder geval om en zit nu al te brainstormen over een module games bij CKV.

Friday, August 10, 2007

Delhy belly







De reisapotheek van wereldreizigers bevat één belangrijk medicijn: immodium ofwel diarreeremmer. Zo ook de mijne, want wanneer je in een land komt waar én de temperatuur ver boven ons gemiddelde is én ze het niet zo nauw nemen met hygiëne, dan is waakzaamheid ten opzichte van het consumeren van voedsel en drank geboden.
En da nog stink je er vaak letterlijk in. Was het de heerlijke mangodrank of de met schoonwater bereide salade, of was de keuken niet gereinigd zoals wij dat doen, vaak met chloor en andere agressieve schoonmaakproducten.
Ik herinner me vaak mijn kinderjaren, doorgebracht in een allerkleinst eensgezins arbeiderswoning, waar vaak de afvoer van de riolering verstop was. Een van mijn familiale verplichtingen was dit onderdeel van het te kleine huisje te onderhouden, met een stok of rijf in het putje te roeren, de drab eruit scheppen en vooral niet met je handen eraan komen. Die vreselijk penetrante geur doet me denken aan armoede en wanneer ik hier door de steegjes wandel, ervaar ik een veelvoud daarvan, open riolen, massa’s bacteriën voorstellend, me ervan gewissend dat geur een wel heel sterke herinneringsfactor is.
De man maakt een bord eten voor ons klaar. De zoveelste curry, een mengsel van diverse kruiden en groente plus een soort gebakken platgeslagen pannenkoek, chapati genaamd. We drinken gebotteld water, dus wat zou er mis moeten gaan?
Als we weer thuis in Nederland zijn slaat het noodlot toe. Het kleinste kamertje wordt een druk bezochte plek, de pillen helpen niet en ik val in één week zowat vier kilo af.
Het stinkt, het geeft een vervelende druk in de onderbuik, eten erin, eten eruit, dit is nu de beruchte Delhi belly.
Een poepje wordt onderzocht in het regionale laboratorium hier in Tilburg, ik neem alvast een fikse antibioticakuur, wat de ellende meteen stopt.
Ja, hoor uitslag een duidelijke parasietinfectie, die je weliswaar ook in onze contreien op kunt lopen maar in verre oorden niet onbekend is.
De potten Indiase kruiden worden voorlopig niet aangeraakt, volgens zeggen hebben we hele goede ingekocht.
Even geen catcha curry of dahl bath.
Een weekje Quiberon om bij te komen met Frans stokbrood, stukje vlees en een glas wijn.
India, je moet er van leren houden, het andere kan ook gebeuren.
































































































































































































































































De reisapotheek van wereldreizigers bevat één belangrijk medicijn: immodium ofwel diarreeremmer. Zo ook de mijne, want wanneer je in een land komt waar én de temperatuur ver boven ons gemiddelde is én ze het niet zo nauw nemen met hygiëne, dan is waakzaamheid ten opzichte van het consumeren van voedsel en drank geboden.
En da nog stink je er vaak letterlijk in. Was het de heerlijke mangodrank of de met schoonwater bereide salade, of was de keuken niet gereinigd zoals wij dat doen, vaak met chloor en andere agressieve schoonmaakproducten.
Ik herinner me vaak mijn kinderjaren, doorgebracht in een allerkleinst eensgezins arbeiderswoning, waar vaak de afvoer van de riolering verstop was. Een van mijn familiale verplichtingen was dit onderdeel van het te kleine huisje te onderhouden, met een stok of rijf in het putje te roeren, de drab eruit scheppen en vooral niet met je handen eraan komen. Die vreselijk penetrante geur doet me denken aan armoede en wanneer ik hier door de steegjes wandel, ervaar ik een veelvoud daarvan, open riolen, massa’s bacteriën voorstellend, me ervan gewissend dat geur een wel heel sterke herinneringsfactor is.
De man maakt een bord eten voor ons klaar. De zoveelste curry, een mengsel van diverse kruiden en groente plus een soort gebakken platgeslagen pannenkoek, chapati genaamd. We drinken gebotteld water, dus wat zou er mis moeten gaan?
Als we weer thuis in Nederland zijn slaat het noodlot toe. Het kleinste kamertje wordt een druk bezochte plek, de pillen helpen niet en ik val in één week zowat vier kilo af.
Het stinkt, het geeft een vervelende druk in de onderbuik, eten erin, eten eruit, dit is nu de beruchte Delhi belly.
Een poepje wordt onderzocht in het regionale laboratorium hier in Tilburg, ik neem alvast een fikse antibioticakuur, wat de ellende meteen stopt.
Ja, hoor uitslag een duidelijke parasietinfectie, die je weliswaar ook in onze contreien op kunt lopen maar in verre oorden niet onbekend is.
De potten Indiase kruiden worden voorlopig niet aangeraakt, volgens zeggen hebben we hele goede ingekocht.
Even geen catcha curry of dahl bath.
Een weekje Quiberon om bij te komen met Frans stokbrood, stukje vlees en een glas wijn.
India, je moet er van leren houden, het andere kan ook gebeuren.

Sunday, July 29, 2007

Kleurenrijk















Met enige trots laat ik deze foto zien. Een gelukstreffer, ja, dat is zeker.
De grijstonen van de figuranten en dan die bonte kleuren van textiel.
Zo maar een tafereel op straat, de bazaar in Jodhpur. Daar waar je echte mangosap kunt bestellen, de koning der vruchten die ter plaatse wordt vermalen tot een mierenzoete verfrissing. Enig risico daargelaten, want het woordje hygiëne is hier niet echt bekend, oppassen dus voor de Dellybelly.
Veel manvolk op de been, hier en daar shoppende vrouwen, die waardig voortschrijden in hun bonte fragiele omhulsels. Een duidelijk teken van vrouwelijkheid, discreet maar toch uitbundig.
Het laat iets te raden deze vertoning, iets wat wij in het westen een beetje kwijt zijn.
Jonge meisjes worden verborgen gehouden voor het publiek domein, alleen de onaantastbaren vervuild en gekleed in lompen, klampen je aan voor een aalmoes.
Jawel, er is leerplicht, maar als je echt helemaal niets betekent, dan moet dat maar zo blijven, lijkt het.
Toch beweert men dat India in die niets ontziende lift naar het grote geld zit, tja dat is de ironie van dit land.
Ze kunnen zelfs een atoombom tot ontploffing brengen, wat een geweldige technische know how.
Daar is hier in Rajasthan niet veel van te merken al heeft het verleden zijn sporen nagelaten in de vorm van geweldige burchtpaleizen.
Misschien komt het nog wel eens goed voor iedereen, maar dan moet er wel een flinke omzwaai komen.
Ik reken mijn sapje af, op het rupiabiljet staat een afbeelding van Gandhi gehuld in het gewaad van de armen.
Zou dat het zijn?
Een voorbeeld om armoede te aanvaarden.